Wetenschap
Hoe kon de revolutie in Iran na een halve eeuw van seculiere modernisering religieus zijn? De wereld ontwikkelde zich toch van religieus naar seculier? Zelfs dertig jaar later is er alom de onwil om de religieuze aard van de islamitische republiek onder ogen te zien. Maar opeenvolgende ontwikkelingen in Iran laten zien dat religie onverminderd van belang is. Of het nu gaat om het buitenlandse beleid, het politieke leiderschap, of de hervormingsbeweging.
Gepubliceerd in 2008/3 Khomeini’s erfenis 1979-2009
In de eerste jaren van de Islamitische Republiek Iran stond het buitenlandse beleid in het teken van de export van de revolutie. Vaak luidt de stelling dat dit beleid gematigder en pragmatischer is geworden sinds Khomeini’s dood en Rafsanjani’s eerste presidentschap in 1989. Dat staatsbelangen er gaandeweg de boventoon zijn gaan voeren, ten koste van religieuze overwegingen. Zo worden Saoedi-Arabië, Koeweit en Bahrein niet openlijk meer ondermijnd en is het met sjiitisch Azerbaijan botsende, christelijke Armenië een opmerkelijke bondgenoot. De houding ten aanzien van Centraal-Azië was altijd al pragmatisch. Ten opzichte van Israël is er echter van matiging en pragmatisme nauwelijks sprake.
In Europa was de dood van Khomeini evenmin een breekpunt voor de religieuze oriëntatie van Irans buitenlandse beleid. De islamitische republiek had hier behalve scholen en ambassades ook een reeks van vertegenwoordigingen van het opperste religieuze gezag – zoals het Islamische Zentrum in Hamburg, het Imam Ali Zentrum in Wenen en het Islamic Centre of England in Londen. Deze instellingen hebben onder meer tot doel om de sjiitische gemeenschappen in het Westen te organiseren en ideologisch te vormen. Net als Irans antizionisme heeft dit beleid pan-islamitische achtergronden, terwijl religieuze politiek in zijn naaste islamitische omgeving een vaak meer sectarisch karakter draagt.
Innige banden tussen de Islamitische Republiek Iran en sjiitisch Libanon liggen voor de hand als voorbeeld van sectarische politiek. Khomeinisten als Mostafa Chamran, die in 1980 als Iraanse minister van Defensie in het bestuurvan de Libanese sjiitische AMAL-organisatie werd benoemd, legden in de jaren zeventig een basis voor deze banden; een decennium later speelde de Iraanse ambassadeur in Damascus, Mohtashemi, een cruciale rol in de oprichting van Hezbollah. In de Bekaavallei zijn sporen ervan nog duidelijk zichtbaar: Iraanse instellingen, vlaggen en posters van Khamenei. Hezbollah erkent Khamenei als geestelijk leider en Nasrallah is zijn vertegenwoordiger. Onder Khatami werden de banden met (sjiitisch) Libanon nog eens versterkt, in 2003 zichtbaar in het heldenonthaal dat hem in Beiroet ten deel viel. Dit was geworteld in verwantschap, via zijn echtgenote, aan de oorspronkelijk Iraanse grondlegger van AMAL Musa al-Sadr. Maar andere factoren, zoals het adviseurschap van de inmiddels tot de hervormers toegetreden Mohtashemi, bestendigden ook Khatami’s relatie met Hezbollah.
Verder lezen? Dit nummer is helaas uitverkocht, maar u kan het nummer binnenkort digitaal aankopen via de webshop.