Samenwerken met de rechtsverkrachters. De internationale hulpverlening in Darfur

Gepubliceerd op Gecategoriseerd als Politiek & Samenleving

De crisis in Darfur duurt nu al meer dan twee jaar. De vooruitzichten voor een spoedige oplossing lijken slechter dan ooit. Er zijn meer dan een miljoen ontheemden in Darfur, 300.000 vluchtelingen in het buurland Tsjaad en het aantal doden door geweld wordt geschat tussen de 80.000 en 180.000. Daarmee speelt zich in Darfur ongetwijfeld de ergste humanitaire crisis ter wereld af. 

Gepubliceerd in 2005/2 Women’s rights now

Onlangs hebben de regering van Soedan en de zuidelijke rebellen na zo’n dertig jaar van oorlog en falende bestanden een vredesakkoord getekend om het conflict in het zuiden te beëindigen. Het is niet realistisch in Darfur een vredesakkoord te verwachten. 

Ironisch genoeg komt dit mede door de betrokkenheid van de Verenigde Naties (VN) en de hulpverlening in Darfur. De voornaamste reden hiervoor is dat de hulpverlening en betrokkenheid van de verschillende VN-agentschappen gebaseerd is op samenwerking met de lokale autoriteiten. Deze zelfde autoriteiten schenden in Darfur echter de regels van het internationaal humanitair recht. Ze dragen bij aan de niet aflatende stroom ontheemden, terwijl de steun aan de gevreesde Janjaweed, Arabische lokale milities, onverminderd en openlijk doorgaat. 

Vergeten uithoek 
Mijn aankomst in Khartoem, begin juni 2004, komt op een geschikt moment. De Soedanese regering heeft na aanhoudende internationale druk eindelijk de bureaucratische blokkades opgeheven die humanitaire toegang tot Darfur bemoeilijken, zoals registratie van NGO’s, de aanvraagprocedure van visa-aanvragen voor hulpverlenende staf en de regulering van import van humanitaire goederen. Hoewel dit een toename van de capaciteit van de hulpverlening betekent, is het nog geen garantie op daadwerkelijke inzet. Mijn opdracht is om een vestiging te openen in het oosten van de regio West-Darfur om humanitaire hulp in deze vergeten uithoek, met naar schatting ongeveer 200.000 ontheemden, te stimuleren.

In de hoofdsteden van de drie staten van Darfur, Noord-, West- en Zuid-Darfur, zijn vestigingen van het VN-agentschap OCHA, respectievelijk in El Fasher, El Geneina en Nyala. De oostelijke regio van West-Darfur is echter gedurende een groot deel van het regenseizoen afgesloten van El Geneina (gelegen aan de grens met Tsjaad) door de volgestroomde Wadi Azum. Hierdoor kan dit gebied, hoewel administratief toebehorend aan de staat West-Darfur, slechts bereikt worden vanuit Nyala. 

Om een indruk te krijgen van de afstanden en toegangsomstandigheden: Nyala is te bereiken per vliegtuig, na een vlucht van zo’n vijf uur met een tussenlanding voor brand- stof in El Obeid. Van daaruit gaat de tocht per auto verder naar Zalingei, de provinciehoofdstad van Oostwest-Darfur, een tocht van drieënhalf uur over deels verharde weg langs de voet van de ruim tweeduizend meter hoge vulkaan Jebel Marra. De hoogvlaktes van Zalingei zijn slechts toegankelijk per onverharde weg. In het regenseizoen zijn grote delen onbereikbaar. Hoewel het gebied nog niet eens de helft van West-Darfur beslaat is het nog steeds groter dan Nederland. Naast het Internationale Rode Kruis (ICRC) en de missies van Artsen Zonder Grenzen zijn er hier geen hulporganisaties aanwezig, hoewel ruim zestig procent van de bevolking ontheemd is en er geen dorp meer overeind staat. 

Foto’s: Max Glaser

Controlepost 
Langs de weg naar Zalingei zijn veel dorpen uitgebrand en uitgestorven. Om de tien of vijftien kilometer is er een controlepost van Arabische militieleden, waarvan de autoriteiten hardnekkig volhouden dat het militairen zijn. In werkelijkheid zijn het leden van de Janjaweed. Bij aankomst in Zalingei kom je langs het enorme kamp Hamedia, waar op een enorme vlakte ruim 30.000 Fur wonen, in onderkomens van takken en plastic. Aan de andere kant van Zalingei ligt een tweede kamp met ongeveer dezelfde capaciteit. 

Zalingei zelf is een aangenaam ruraal stadje. Heel anders dan Nyala, met haar drukke straten en vele witte vierwielaangedreven Landcruisers van de VN en NGO’s. In Zalingei niets van dit alles. Tientallen ezeltjes domineren het straatbeeld. Ook is er een drukbezochte regionale markt, hoewel de koopwaar behoorlijk is geslonken nu de agrarische sector is ingestort als gevolg van de ontvolking van het platteland. 

Behalve de mensen van het Internationale Rode Kruis en Artsen Zonder Grenzen ben ik de enige khawaja (vreemdeling) in Zalingei en bovendien de eerste VN-vertegenwoordiger. De lokale autoriteiten, met name het hoofd Nationale Veiligheid en de Commissioner (het hoofd van de provincie die direct ressorteert onder de gouverneur), zijn onaangenaam verrast. Natuurlijk weten zij van de aanwezigheid van de VN en de taken van OCHA in Soedan en verwelkomen zij officieel een toename van de hulpverlening aan de ontheemden. Maar meer internationale aanwezigheid vergroot ook de zichtbaarheid van allerlei praktijken die de Soedanese overheid liever verborgen houdt. 

Mythes 
Er zijn een aantal mythes die door de autoriteiten hardnekkig in stand worden gehouden. Ten eerste dat de schuld van het conflict bij de Fur zelf ligt. Zijn de Fur-milities niet zelf het conflict begonnen, waarbij ze de burgerbevolking misbruiken door militaire operaties vanuit de dorpen zelf uit te voeren, wat de vlucht van de bevolking heeft veroorzaakt?

De tweede mythe is dat de Arabische milities en het leger de bevolking juist bescherming hebben geboden en zelfs hebben geprobeerd deze te overtuigen om niet te vluchten. De derde, nieuwe mythe is dat de rust nu is weergekeerd en de bevolking weer naar huis kan. Dit project, vrijwillige terugkeer genaamd, is volgens de autoriteiten in volle gang. Zelfs de leiders van de ontheemden zijn op de hoogte en gaan akkoord, stellen ze. 

De ontheemden willen volgens de autoriteiten maar één ding: terug naar hun dorpen. Maar dat is niet wat wij, de hulpverleners, horen en observeren. Dagelijks vinden er verkrachtingen plaats van vrouwen die het wagen de kampen uit te gaan voor het verzamelen van het noodzakelijke brandhout. Het oogsten van gras ten behoeve van de dakbedekking, die beschermt tegen hevige regenbuien en tegen de felle brandende zon, wordt regelmatig verhinderd door schietende Janjaweed op kamelen, afkomstig uit de buitenwijken van Zalingei. Mannen die het wagen om zich buiten de omgeving van de kampen te begeven, lopen het risico om ernstig geslagen, mishandeld of gedood te worden. 

De kampen zijn dus eerder gevangenissen dan een toevluchtsoord, of nog erger, zoals de bezoekende Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Louise Arbour stelde, want gevangenissen hebben tenminste nog een muur ter bescherming om zich heen. 

Verkrachting 
In Mukhjar, vijfenhalf uur rijden ten zuiden van Zalingei, is de situatie nog schrijnender. Hier zijn ongeveer 30.000 ontheemden verzameld rond een rudimentaire dorpskern. De plaatselijke Commissioner heeft volgens vele ooggetuigen persoonlijk deelgenomen aan de slachting onder de bevolking en persoonlijk het bevel gevoerd over de standrechtelijke executie van meer dan achthonderd mannen en jongens uit de omgeving. In groepen werden ze uit de gevangenis gehaald, vervoerd naar een Wadi ten noorden van Mukhjar, en daar neergeschoten met machinegeweren. De beschuldiging: lidmaatschap van of steun aan de verboden rebellengroep SLA. 

In Mukhjar vonden tot september dagelijks gemiddeld tien verkrachtingen plaats, het merendeel gepleegd door de lokaal aanwezige militairen en leden van de politie. De toe- genomen aanwezigheid van internationale NGO’s heeft de frequentie van deze gruwelijk- heden enigszins verminderd. 

In elk geval is de relatie met de Commissioner in Mukhjar op z’n zachtst gezegd gevoelig. Als we het woord verkrachting laten vallen, ontbrandt hij in woede. ‘Hoe kunnen jullie zulke dingen zeggen?,’ roept hij verontwaardigd. ‘Het zijn allemaal leugenaars en jullie luisteren naar hen?’

Dat is ook de lezing van de Commissioner in Zalingei. Volgens hem, en dit verhaal vertelt hij graag aan iedere bezoeker, zijn er drie categorieën ontheemden. De eerste categorie betreft de ‘onwetenden’, arme eenvoudige boeren die slecht geïnformeerd zijn. De tweede de ‘getraumatiseerden’, die door hun ervaringen belemmerd worden om stappen te ondernemen (en terug te keren naar hun dorpen). De laatste zijn de ‘gepolitiseerden’, ofwel aanhangers van de SLA-rebellen. ‘Dat’, stelt hij, ‘zijn de leugenaars die de boel verzieken en jullie misleiden. Jullie moeten niet geloven wat ze zeggen.’ 

Wij, de NGO’s en de VN, weten dat de lezing van de overheid niet klopt, maar zijn afhankelijk van de medewerking van dezelfde overheid om bijvoorbeeld reisvergunningen te krijgen voor de noodzakelijke verplaatsingen tussen de locaties waar de ontheemden verblijven. We moeten ook voorzichtig zijn met het inzamelen van informatie over bijvoorbeeld de aangifte van diefstal of verkrachting, laat staan over eerder gepleegde massaslachtingen en -graven waarvan de ont- heemden verslag doen. Het komt veelvuldig voor dat personen met wie wij spreken opgepakt worden, verhoord en gemarteld door de gevreesde Nationale Veiligheidsagenten of Militaire Inlichtingendiensten, meestal onder het mom van verdenking van subversieve activiteiten en steun aan rebellen. 

Dilemma
De hulpverlening voorziet in fundamentele hulp, zoals voedsel en onderdak, en biedt bescherming tegen verkrachting en mishandeling. De hulpverlening zit echter ook gevangen in een dilemma. Enerzijds is aanwezigheid en hulpverlening van levensbelang voor de ontheemden, anderzijds speelt de stabilisering die hierdoor bereikt wordt, namelijk het in stand houden van ontheemdenkampen, de Arabische milities en Janjaweed in de kaart. Immers, hoe langer de ontheemden wegblijven uit hun dorpen en hun land niet bewerken, hoe sterker de claim van de Janjaweed op datzelfde betwiste land. Door de complexe traditionele wijze van landeigendomsrechten, thans structureel en opzettelijk gecorrumpeerd door de overheid, zullen de oorspronkelijke Fur hun landrechten verliezen. Etnisch gezuiverd land is het resultaat. 

Tegelijkertijd is snelle terugkeer van de ontheemde bevolking om onteigening tegen te gaan onmogelijk, omdat de veiligheid van honderdduizenden mensen in dorpen die totaal zijn afgebrand niet te garanderen is. Er zou een enorme troepenmacht noodzakelijk zijn om, zoals op de Balkan, een veilige situatie te bewerkstelligen. 

Een dergelijke stap is voor Darfur ondenkbaar, aangezien de internationale gemeenschap nu met alle macht werkt aan het werven van een vredesmacht voor het zuiden. De moeizaam bereikte vrede in het zuiden, van enorm internationaal belang, wordt door de Soedanese overheid handig uitgespeeld om vooruitgang in Darfur te frustreren. Hierbij verschuilt zij zich achter een hypocriet doch slim uitgespeelde samenwerking met de VN en de hulpverlening. Zo wordt humanitaire hulp misbruikt als dekmantel voor politieke machtsspelletjes.

Mishandelingen 
We werken toch samen, wordt er gesteld, en problemen zoals schendingen van de wapenstilstand tussen de rebellen en het leger, verkrachtingen, aanvallen op hulpverleners en hulpkonvooien worden aangegrepen om ‘de samenwerking te versterken’. Zo dienen schendingen van internationaal recht een tweeledig doel. Het in kampen vasthouden van de inheemse bevolking houdt de Arabische milities tevreden. Het dient ook het belang van de Soedanese overheid, aangezien de staat geen enkele kans heeft om de milities te bedwingen, laat staan om een oorlog op twee fronten te voeren, tegen de SLA-rebellen en tegen de Arabische milities. Tegelijkertijd kunnen schendingen aangegrepen worden om de roep tot samenwerking met de Soedanese overheid te versterken, met het argument dat de regering niet bij machte is om de milities tot de orde te roepen. 

Mijn laatste ontmoeting met de Commissioner in Mukhjar is illustratief. Hij riep de VN op om alle NGO’s te ‘instrueren’ op te houden met het geven van noodhulp in de kampen en om te schakelen naar reconstructie van de vernielde dorpen. Dat zou het proces van ‘vrijwillige terugkeer’ en stabilisering bevorderen. Ik antwoord dat de spoedige terugkeer van ontheemden weliswaar wenselijk doch onmogelijk is. De ontheemden vrezen voor hun veiligheid en vertrouwen de politie niet. Dit laatste wellicht ten onrechte, voeg ik puur uit diplomatieke overwegingen toe, aangezien ik een kwartier eerder nog mensen sprak die vertelden over mishandelingen door de Commissioner die nu tegenover mij zit. 

De man explodeert. Zijn gezicht loopt rood aan, hij slaat hevig met zijn vuisten op de tafel en schreeuwt: ‘Denkt u dat wij de internationale hulp nodig hebben? Wij kunnen het heel goed zonder de Verenigde Staten, Engeland of Nederland! Dit onderhoud is afgelopen! Eruit! Maak dat je wegkomt!’ 

Zoveel valt er dus te zeggen voor de samenwerking tussen de Soedanese overheid en de VN en zoveel voor de status van een VN-vertegenwoordiger voor coördinatie voor hulpverlening. 

Humanitaire hulp en aanwezigheid blijft een zaak van enorm belang, maar het is noodzakelijk dat er recht gedaan wordt aan de ontheemden en dat de Soedanese overheid verantwoording aflegt voor de huidige geweldsuitbarsting. Hiervoor is een meer confronterende koers nodig, een die de aanwezigheid van hulpverlening in het gedrang zou kunnen brengen door toenemende onveiligheid en een steeds weerbarstiger overheid. Bescherming en stabilisering zouden moeten worden gegarandeerd door een omvangrijke, internationale troepenmacht, maar de kans hierop is helaas uiterst gering.

Max Glaser was tussen juni en december 2004 vertegenwoordiger van het Bureau voor Coördinatie van Humanitaire Hulpverlening (OCHA) van de VN in West-Darfur. Hij bemiddelde met de Soedanese autoriteiten over de toegang van humanitaire hulp en coördineerde de hulpverlening tussen niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en de VN. 

Wat leuk dat u geïnteresseerd bent in ZemZem!

Vaste lezer worden? U kunt in onze webshop een jaarabonnement afsluiten (22,50 per jaar). Ook kunt u hier losse nummers bestellen.