Van geslachte kamelen tot een bordje ful, culinaire tradities in de Arabische wereld en diaspora vormen een niet onomstreden bron van culturele trots die zijn weerslag vindt in literaire fictie. In dit artikel analyseert Judith Naeff herinnering, gender en sociale klasse in de keukens van diasporamemoires en bakkerijen in hedendaagse Arabische fictie.
Gepubliceerd in 2024/1 Een kijkje in de keuken
Eten is een geliefd onderwerp in verhalen. Dat is uit literair oogpunt niet verwonderlijk, want zintuiglijke beschrijvingen maken een verhaal pakkend. Omdat bij eten alle vijf de zintuigen komen kijken, trekt een etensscène de lezer al gauw het verhaal binnen. Vooral als het voedsel bekend is, en dus herinneringen en de daarbij horende gevoelens oproept. Want smaak en reukzin zijn ‘de meest volhardende en vurige bewaarders van ervaringen uit het verleden.’ [1]
Eetcultuur als trots
Al in de vroegste Arabische poëzie die is overgeleverd is gastvrijheid een van de meest bezongen deugden. Over de pre-islamitische bedoeïenendichter Hatim al-Ta’i wordt verteld dat hij als jongeman een volledige kudde van honderden kamelen slachtte voor een gezelschap vreemdelingen. Dat ‘wordt gevierd als het toonbeeld van generositeit – ook al waren de kamelen van zijn vader.’ Als de vader woedend vraagt waar zijn kamelen zijn gebleven, antwoordt zijn zoon dat hij ze gebruikt heeft om zijn vader ‘onsterfelijke roem en eer te bezorgen die men voor altijd in verzen zal bewaren ter lofprijzing van ons, in ruil voor uw kamelen.’ [2] De uitwisseling tussen eten en literatuur staat hier aan de basis van de collectieve herinnering en dient als bron van culturele trots.
Verder lezen? Bestel het nummer in onze webshop.