Zijn onze zintuigen wel in staat om de werkelijkheid waar te nemen? Volgens Rumi nemen ze ons in de maling. Hij schrijft: ‘We zien het schuim op de golven, maar niet de oceaan eronder. Om echt te kunnen “zien”, moeten we onze zintuigen zuiveren.’
Gepubliceerd in 2023/2 Rumi
Rumi’s faam als mysticus en didacticus berust niet alleen op de theologische en kosmologische ideeën die hij onderwees, maar ook op de concreet lichamelijke en zeer verbeeldingsvolle manieren waarop hij over de soefi-ervaringen sprak. Spiritualiteit is voor Rumi een volledig belichaamde aangelegenheid. Dit thema komt duidelijk naar voren in de passages waarin hij over de vijf zintuigen spreekt: zicht, gehoor, reuk, smaak en tast. Een belangrijk didactisch doel van Rumi is om ons het juiste gebruik van onze zintuigen te leren: hoe we moeten kijken, luisteren, ruiken, proeven en aanraken. Rumi wijst op een speciale soefi-manier van zintuiglijk waarnemen.
De zintuigen ontkennen
Op een basaal, inleidend niveau waarschuwt Rumi ons tegen het kritiekloos vertrouwen op de zintuigen en zintuiglijke waarnemingen. Kennis die door middel van de zintuigen is verkregen is volgens hem per definitie gebrekkig. De zintuigen kunnen slechts een deel van de werkelijkheid waarnemen, niet het geheel. Sterker nog: de ogen kunnen misleiden. De Koran stelt dat misleide mensen, voorbestemd voor de hel, ‘ogen hebben maar er niet mee kunnen zien’ (K 7:179). Schijn bedriegt. We zien het schuim op de golven, maar niet de oceaan eronder. We richten onze blik op de vergankelijke, materiële wereld van het hier en nu, terwijl we onze aandacht eigenlijk zouden moeten richten op het transcendente, goddelijke rijk van waarheid en schoonheid. Anders gezegd, ware kennis kan niet worden verkregen door de zintuigen; die komt van het hart. ‘Alleen met het hart kan men goed zien,’zoals Antoine de Saint-Exupéry schreef.
Meer lezen? Bestel het Ruminummer in de webshop.