De elfde-eeuwse Perzische dichter Ferdowsi schreef een epische geschiedenis van Iran. Daarin kwam ook de strijd met de Chinezen aan de orde. Gabrielle van den Berg vond een mooie miniatuur die deze strijd verbeeldt en vertaalde de bijhorende passage.
Het Shahnama, of het Boek der Koningen, is een iconisch werk geschreven door de Perzische dichter Abu-al-Qasem Ferdowsi (940-1019 of 1025). Het epos dateert uit het begin van de elfde eeuw en bestaat uit circa 50.000 dubbelverzen, waarin de legendarische geschiedenis van Iran en de wereld uit de doeken wordt gedaan.
De khagan (‘groot-khan’) van China was een bondgenoot van tovenaar-koning Afrasiyab van Turan, de grote tegenstander van de koningen van Iran. Een aanzienlijk deel van het Shahnama is gewijd aan de strijd tussen Iran en Turan, een gebied dat meestal wordt gesitueerd in het huidige Centraal-Azië. In deze strijd is een belangrijke rol weggelegd voor de superheld Rostam, vazal van Iran en vertrouweling van de Iraanse koningen. Zijn moed, vechtlust en kracht behoeden de koning van Iran meermaals voor de ondergang. Hij is het dan ook die er uiteindelijk in slaagt het machtige leger van de khagan van China te verslaan, met als hoogtepunt de nederlaag van de khagan zelf. Die wordt als krijgsgevangene weggevoerd en voorgeleid aan Key Khosrow, koning van Iran. Dit is een belangrijk moment in de strijd tussen Iran en Turan, die hiermee echter nog niet beslecht is: de grote oorlog tussen Iran en Turan duurt voort totdat Afrasiyab uiteindelijk door Key Khosrow wordt gedood.
Door de eeuwen heen zijn vele honderden prachtig geïllustreerde handschriften van het Shahnama vervaardigd, vaak in opdracht van heersers die zichzelf graag verbonden met de traditie van koningschap en heldendom zoals verwoord in dit werk. De afbeelding hiernaast komt uit een manuscript dat gemaakt is voor de cultuurminnende Timoeridische prins Baysonghor (1397-1433), zoon van de Timoeridische heerser Shahrokh, die zetelde in Herat (in het huidige Afghanistan).
Shahrokh was de zoon van de grote veroveraar Timoer, stichter van de dynastie, in het westen vooral bekend onder de naam Tamerlane (‘Timoer de Manke’). De Timoeriden heersten van 1370 tot 1506 over een groot deel van Iran en Centraal-Azië en hebben vele monumenten nagelaten, zowel in de vorm van luxueuze handschriften als gebouwen. Vooral in de stad Samarkand in het huidige Oezbekistan zijn veel van die gebouwen nog te bezichtigen, zoals bijvoorbeeld de Gur-i Amir, het mausoleumcomplex van Timoer. De afbeelding laat zien hoe de khagan van China met een lasso van zijn olifant getrokken wordt.
Rostam en de khagan van China
Vanop de rug van zijn olifant overzag de khagan van China het slagveld,
hij zag de aarde kolken als de rivier de Nijl.
Rostam te paard zag hij, gelijk een olifant op een hoge berg,
met in zijn vuisten een lasso van leeuwenleer.
Gieren kon hij neerhalen uit de zwarte wolken,
sterren en maan waren zijn toeschouwers.
De khagan zocht uit zijn leger een strijder die de taal van Iran goed kende en zei hem:
‘Ga naar deze leeuw van een man, en zeg hem niet zo fel te strijden:
de troepen uit Chaghan, Shegan, Chin en Vahr hebben immers part noch deel aan deze vete,
net als de koning van China en van Khottalan – met vreemdelingen heb je toch geen ruzie.
Het gaat hier alleen om de heerser Afrasiyab, die water en vuur niet uit elkaar kan houden,
hij is het die een grote troepenmacht op de been bracht,
hij heeft met deze strijd ellende over zichzelf afgeroepen,
niemand is zonder begeerte of hang naar macht en roem – maar verzoening is beter dan oorlog.’
De gezant ging naar Rostam, zijn tong vol woorden, zijn hart vol gekronkel en gedraai,
en hij sprak: ‘Strijdlustige bevelhebber, zoek vertier in feesten nu het vechten is afgelopen.
Je koestert toch geen wrok tegen de khagan, voor wat in het verleden is gebeurd?
Trek je terug, nu hij zich terugtrekt! Want nu is voor het leger de strijd gedaan.
Toen de grote strijder Kamus door jou gedood werd, verlieten allen het strijdperk.’
Rostam antwoordde: ‘Ik wil zijn olifanten en zijn kroon, en ook zijn ivoren troon.
De khagan wilde Iran plunderen, waarom dan nu smeken en spreken?
Hij weet dat zijn troepen nu in mijn handen zijn en dat ik de strijd bepaal.
Zijn hoofd mag hij houden, maar zijn schatten en kroon zijn voor mij, net als zijn olifant en ivoren troon.’
De gezant zei: ‘Oh meester van Rakhsh, geef niet de gazelle weg die je nog niet gevangen hebt!
De steppe is bezaaid met mannen, olifanten en troepen: de khagan heeft de kroon, zijn schatten en de macht.
Wie weet hoe het lot zal beslissen, en wie er als overwinnaar uit de strijd zal komen?’
Toen Rostam dit hoorde gaf hij Rakhsh de sporen en zei:
‘Ik ben de leeuwendoder die koningen hun kroon schenkt,
mijn lichaam is sterk en ik draag een lasso om mijn arm.
Of het nu de dag is van bedrog of het moment van wijze raad,
de khagan van China in mijn lasso of een razende leeuw in mijn armen.’
Hij wierp zijn lasso en nam de ruiters om hem heen gevangen,
en kwam zo dichterbij de witte olifant:
de koning van China verloor zijn hoop om weg te komen.
Nogmaals wierp Rostam de lasso, en strikte het hoofd van de khagan.
Hij trok hem van zijn olifant en sloeg hem tegen de grond,
en liet daarna de armen van de khagan stevig vastbinden.
De khagan moest lopen tot aan de berg Shahd,
zonder olifant, troon, draagstoel of kroon.
Zo gaat het in de bedrieglijke wereld: soms win je, soms verlies je.
Zo draait het rad van fortuin: soms oorlog en strijd, soms honing en liefde.
Uit: Ferdowsi, Shahnama, editie Djalal Khaleghi-Motlagh, Boek 3. Dastan-e Kamus-e Kashani, verzen 2154-2185.
Gabrielle van den Berg is hoogleraar Cultuurgeschiedenis van Iran en Centraal-Azië aan de Universiteit Leiden.