Portret op getekend door Ellen van de Bovenkamp
Dichter Zafer Saleh Alsadaka (42) vluchtte in 2014 uit Syrië. Vanuit de Noord-Hollandse kustplaats waar hij nu woont blijft hij zich inzetten voor de revolutie, met name middels zijn strijdlustige gedichten. Samen met oed-speler Samir Aktaa heeft hij een eigen YouTube-kanaal. Voor ZemZem blikt hij terug op de start van de revolutie in zijn geboortestad.
Gepubliceerd in 2020/2 10 jaar na de Arabische Lente
‘Begin 2011 werd ik uitgenodigd om mijn gedichten voor te dragen in het culturele centrum in Nabek, de hoofdstad van de Qalamoun-regio, een bergachtige streek in het midden van Syrië, langs de grens met Libanon. Er hadden nog geen demonstraties plaatsgevonden bij ons, maar bij de eerste demonstraties in Daraa waren mensen gevangengenomen en neergeschoten. Het culturele centrum was een overheidsinstelling en misschien verwachtten de mensen die me hadden uitgenodigd dat ik een positief beeld van het regime zou schetsen. Maar ik besloot om de stem van het volk te vertolken en schreef een gedicht met de titel “Ataqilni” [“Arresteer mij maar”], waarin ik sprak over onrechtvaardigheid en onderdrukking. Het voelde vreemd om dat gedicht voor te dragen. Door voor mijn rechten op te komen riskeerde ik de gevangenis. En ik wist niet wie er precies in het publiek zaten. De mensen zaten daar naar mij te kijken terwijl ik iets deed wat verboden was. Maar ik kon niet langer stil zijn – dat vertelde ik ook in het gedicht. Ik zou het graag opnieuw reciteren, maar ik ben een aantal strofen vergeten en ik ben helaas mijn manuscripten kwijtgeraakt. De reactie van het aanwezige publiek was heel bijzonder, warm en reactief. Ze begonnen leuzen tegen het regime te scanderen. Voordat de revolutie begon in onze stad hadden inwoners dat nooit gedaan. Na afloop zijn ze met mij meegelopen naar mijn huis om mij te beschermen, om ervoor te zorgen dat de veiligheidsdienst mij niet aan kon houden. Dat was een heel belangrijk moment voor mij.
Vlak daarna vond de eerste demonstratie plaats in Nabek. Na het vrijdaggebed vertrokken we uit de moskee vlakbij mijn huis. We begonnen de demonstratie en riepen slogans als “Weg met Assad”, “Weg met het regime”, “Stop de onderdrukking”. Het was voor het eerst in decennia dat zoiets gebeurde. Ik voelde van alles: trots, blijdschap, maar ook angst om mijn vrouw en kinderen, mijn familie. Het kon mijn dood betekenen. Maar toen we eenmaal die leuzen begonnen te schreeuwen, vergat ik alles. Ik voelde de energie van iedereen. Niet eerder was er zo’n kracht geweest. Het was als een roes. Ik voelde me vrij, alsof ik een vogel was die in een kooi had gezeten die ineens was opengezet en die nu voor het eerst ervoer hoe het was om te vliegen. In 2012 begonnen we ons te organiseren. Het Vrije Syrische Leger had de controle over onze stad en er was geen overheidsstructuur meer. Er was geen rechtbank meer, geen politie, en die situatie moest niet te lang duren. Er werden negen mensen gekozen die de stad mochten vertegenwoordigen, en ik was een van hen. Het was een zware periode. Toen ze zwanger was heb ik mijn vrouw met de kinderen naar Latakia gestuurd, waar het op dat moment veilig was. Ze heeft daar tegen iedereen gezegd dat we in scheiding lagen. Door de verantwoordelijkheden die ik op me had genomen in Nabek werd ik gezocht door het regime en dat was de enige manier waarop zij in veiligheid konden blijven. Ik kon geen contact hebben met mijn kinderen. Mijn vrouw filmde ze stiekem voor me als ze lagen te slapen. Op een gegeven moment zei ze: “Zafer, ik kan alles aan, ik ben overal op voorbereid, behalve op het nieuws dat jij bent opgepakt.” De dood is geen probleem in Syrië, de gevangenis is een probleem. De dood is een moment, ook voor mijn familie. Een maand, enkele maanden, en dan kom je daar overheen. Aan de kinderen kun je uitleggen dat papa in de hemel is. Dat is te accepteren. Maar als ze niet weten waar je bent, of je leeft of niet, wat er met je gebeurt… Toen de situatie in Nabek zo verergerd was dat ik niets meer kon doen, ben ik gevlucht.
Gelukkig ben ik er goed uitgekomen. Ik was sterk genoeg om deze periode door te maken, en het was een relatief korte periode. Maar in de tentenkampen leven kinderen die niet weten hoe een muur eruitziet. Mensen vegeteren in de gevangenissen. Het Syrische volk lijdt. We hebben het regime vijftig jaar lang zijn gang laten gaan, waardoor het steeds sterker kon worden. Als we tien jaar geleden niet in opstand waren gekomen, zou dat later wel zijn gebeurd, maar dan zou het nóg moeilijker zijn geweest. Als je ziek bent en snel de diagnose stelt, kun je meteen met de behandeling beginnen. Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het is. Maar we moeten doorgaan, voor de mensen die alles zijn verloren, en voor de toekomstige generaties. Syriërs verdienen een beter leven.’
Noten
- www.youtube.com/channel/UCp4cq2DvopEAeSQd4E-3uXw