Sinds 17 oktober 2019 waart de geest van de revolutie door de Libanese straten en pleinen. Jongeren eisen een grondige herziening van het gehele politieke systeem en de val van de corrupte elite en krijgsheren die de laatste dertig jaar, sinds de burgeroorlog (1975-1990), het land besturen. Wat zijn de oorzaken van deze roep om vrijheid en wat is de rol van vrouwen hierin? Maakt het uit dat de dochter van de president voorzitter is van de National Commission for Lebanese Women (NCLW) en de vrouw van de premier haar vicevoorzitter? Draagt dit iets bij aan het verbeteren van de benarde positie waarin vele vrouwen zich bevinden die wonen in een land dat zijn schulden niet aflost en internationale verplichtingen niet nakomt?
Gepubliceerd in 2020/1 Gender en seksualiteit
Libanese vrouwen strijden al decennia voor hun rechten en tegen de patriarchale structuren in de samenleving. Zo hebben zij met succes campagne gevoerd tegen stereotyperende aanduidingen in bepaalde wetten, zoals in het vorige Libanese burgerlijk wetboek, waarin bijvoorbeeld ‘vrouwen, kinderen en gehandicapten’ in een en dezelfde categorie werden geplaatst. Dit neemt niet weg dat tot op de dag van vandaag religieuze en patriarchale wetten van toepassing zijn op huwelijk, echtscheiding, erfrecht, gezag en voogdij van kinderen. Libanon kent achttien officieel erkende religieuze gemeenschappen (soennieten, sjiieten, rooms-katholieken etc.), die hun familierechtelijke aangelegenheden regelen via hun eigen religieuze rechtbanken en gebaseerd op hun eigen religieuze recht. Deze religieuze rechtsregels zijn in meerdere opzichten discriminerend tegen vrouwen. Zo is in een gemengd religieus huwelijk de religie van de man leidend: de kinderen worden gerekend tot de religieuze gemeenschap van de vader, en vallen onder het daarvoor geldende familierecht. De niet-islamitische vrouw kan niet van haar islamitische man erven.
Ook het Libanese nationaliteitsrecht zorgt voor ongelijkheid. Een Libanese man kan wel zijn nationaliteit doorgeven via het huwelijk, terwijl een Libanese vrouw dit niet kan. Zij kan haar nationaliteit niet doorgeven aan haar kinderen,
noch aan een niet-Libanese echtgenoot. Dit betekent dat deze kinderen en echtgenoten geen volwaardige Libanese burgers kunnen worden. Kinderen geboren uit een huwelijk tussen een Libanese vrouw en een buitenlandse man lopen daarmee het risico ongeregistreerd door het leven te moeten gaan (maktum alqayd) en staatloos te zijn. De buitenlandse echtgenoot en kinderen hebben enkel recht op een verblijfsvergunning die iedere drie jaar vernieuwd moet worden.
Achtergrond
Na het einde van de burgeroorlog in 1990 zijn de krijgsheren van weleer de politieke leiders van het land geworden en hebben ze de taart onderling verdeeld. Het Libanese politieke systeem wordt gekenmerkt door cliëntelisme, nepotisme en religieuze verdeeldheid. Het functioneert als een ‘staat binnen een staat’ waar vriendjeskapitalisme en uitholling van de rechtsstaat de boventoon voeren. De cultuur van corruptie is al lange tijd diep verankerd en wijdverbreid in de Libanese politiek en samenleving.
Dit betekent dat de rijken rijker worden en de armen armer. Volgens recente onderzoeken bezit 1% van de bevolking 58% van de productie- en distributie-industrie en heeft 0,8% van de bevolking 49% van het totaal aan bankdeposito’s in handen. Deze 1% en 0,8% zijn de politieke elite en hun directe omgeving. De laatste veertig jaar hebben zij meer dan 800 miljard dollar weten te verduisteren via publieke fondsen en belastingontduiking.1
Van 1984 tot 2020 is de staatsschuld gestegen van 1 miljard dollar naar bijna 100 miljard dollar, waarvan 38% wordt gespendeerd aan het nationale elektriciteitsbedrijf; dit bedrijf maakt jaarlijks bijna 2 miljard dollar verlies en levert onvoldoende elektriciteit. Mensen gebruiken zelf aangeschafte generatoren om de vele stroomonderbrekingen het hoofd te kunnen bieden. Libanezen betalen dus feitelijk twee energierekeningen; hetzelfde geldt voor water. De prijzen van consumptiegoederen blijven maar stijgen. Verder exporteert het land jaarlijks 2 miljard dollar aan goederen en importeert het voor 20 miljard dollar. Veel fabrieken en bedrijven zijn failliet gegaan en veel mensen zijn hun baan kwijtgeraakt. Daar komt nog bij dat Libanon, een land van vier miljoen inwoners, ongeveer twee miljoen Syrische, Palestijnse en Iraakse vluchtelingen huisvest die eveneens aanspraak maken op de weinige beschikbare middelen. Kortom, al voordat de jongeren de straat opgingen om te demonstreren, stond Libanon economisch gezien aan de rand van de afgrond.2
De aanleiding
Participatie in de publieke sfeer vereist het bestaan van een gedeelde open ruimte waar mensen, zowel burgers als niet-burgers, vrijelijk kunnen discussiëren.3 Toen de Libanese regering op 17 oktober 2019 de heffing van de WhatsApp-belasting aankondigde, leidde dit tot vele demonstraties in het hele land. Weliswaar trok de regering diezelfde avond nog de invoering van deze belastingwet in, maar dat stelde de demonstranten niet tevreden. Sterker nog, het was voor hen aanleiding om de regering te bewegen tot nog meer concessies. De eisen van de demonstranten waren weliswaar vooral sociaal-economisch van aard, maar het hogere doel was het vergroten van democratie, diversiteit en de participatie van vrouwen, niet alleen in het politieke systeem, maar ook in de samenleving als geheel.
De protesten hielden ook na 17 oktober aan. Demonstranten eisten de val van het regime en bedienden zich daarbij van de strijdkreet van de Arabische Lente: ‘Het volk eist de val van het regime!’ In de Libanese context betekent dit niet alleen de val van het kabinet dat wordt voorgezeten door de soennitische premier, maar ook de val van de maronitische (katholieke) president en de sjiitische voorzitter van het parlement, alsook het aftreden van het gehele parlement. De demonstranten gebruikten leuzen als: ‘Ze moeten allemaal aftreden’; ‘Weg met de oligarchie – macht aan het volk’; ‘De opstand van Libanon’; en ‘Een staat zonder confessioneel systeem’.4
In reactie op de eisen van de demonstranten stelde Nabih Berri, de sjiitische voorzitter van het parlement, op 23 oktober dat ‘de tijd rijp is voor een staatsinrichting die niet is gebaseerd op een confessioneel systeem’.5 De maronitische president Michel Aoun zei ook dat het confessionele politieke systeem van Libanon herzien moest worden. Op 31 oktober sprak hij het volk toe en stelde voor om één seculier familiewetboek in te voeren voor alle achttien religieuze gemeenschappen: een uniek precedent in de Libanese geschiedenis. In dezelfde toespraak zei hij toe paal en perk te zullen stellen aan corruptie en riep hij op tot een herziening van het politieke systeem waarin alle burgers gelijk zijn voor de wet. Vooral dat laatste is een kwestie waar vele vrouwenorganisaties al decennialang voor hebben gestreden – zou het nu dan eindelijk gaan lukken?
Vrouwenrechten – reeds behaalde wapenfeiten
Sinds de stichting van de staat Libanon in 1943 heeft de Union des Femmes, een feministische organisatie van het eerste uur, zich hard gemaakt voor gendergelijkheid. Dankzij hun lobbywerk kregen vrouwen in 1952 het recht om te stemmen. In 1998 ging de Union des Femmes op in de National Commission for Lebanese Women (nclw).6 De nclw is een samenvoeging van vele verschillende, onder andere christelijke en islamitische, vrouwenorganisaties die meer dan honderd leden vertegenwoordigen.
Vrouwenorganisaties in Libanon hebben in het verleden met succes diverse wetswijzigingen en de invoering van nieuwe (meer vrouwvriendelijke) wetten weten te realiseren. Zo is er in 2011 een wet ingevoerd die mensenhandel moet bestrijden, in het bijzonder vrouwen- en kinderhandel, en in 2000 een wet die tot doel heeft minderjarigen te beschermen en hen in staat stelt gratis basisonderwijs te volgen. Daarnaast hebben werkende vrouwen in de publieke en private sector dankzij wijzigingen in de arbeidswetgeving kunnen profiteren van een nieuw ingevoerd doorbetaald zwangerschapsverlof van zeven dagen.7
Maar de belangrijkste hervormingen zijn misschien wel de in 2017 doorgevoerde wijzigingen in het (Frans geïnspireerde) wetboek van strafrecht, waardoor het niet meer mogelijk is dat een verkrachter zijn straf ontloopt door met het slachtoffer te trouwen, of dat hij een strafvermindering krijgt door beroep te doen op verzachtende omstandigheden vanwege eerschending. In 2014 is de ‘Wet voor de Bescherming van Vrouwen en Familieleden tegen Huiselijk Geweld’ door het parlement aangenomen. Weliswaar is het nu mogelijk om geweldplegers te straffen voor het plegen van lichamelijk, psychisch en verbaal geweld, maar de wet gaat niet zo ver dat zij ook verkrachting binnen het huwelijk strafbaar stelt. Religieuze leiders, zowel van christelijke als islamitische huize, verzetten zich tegen een dergelijk verbod. Ten slotte is het vermeldenswaardig dat Libanon, in navolging van resolutie 1325 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties over vrouwen, vrede en veiligheid,8 met hulp van het kantoor van de Speciaal Coördinator van de Verenigde Naties in Libanon (unscol), een nationaal actieplan heeft ontwikkeld om de resolutie te implementeren.9
Vrouwen in opstand
De centrale rol van vrouwen in de opstand was opvallend. Ze maakten op de straten en pleinen de dienst uit doordat ze leiderschap, planning en organisatie op zich namen. Door verschillende religieuze groepen samen te brengen, burgerlijk verzet te mobiliseren en verschillende middelen aan te wenden, veranderde de Libanese feministische beweging geleidelijk van koers: van coöptatie naar verzet en uiteindelijk de emancipatie van vrouwen.
Een van de rollen die vrouwen tijdens de demonstraties op zich namen was dat zij zich opwierpen als een buffer (en soms letterlijk als een stootkussen) tussen de veiligheidstroepen en de demonstranten om te voorkomen dat door de regering en/of politieke groepen ingehuurde onruststokers en vandalen zich tussen de demonstranten zouden mengen om wanorde en chaos te scheppen.10 Op 22 oktober liet de bekende Egyptische zakenman Naguib Sawiris zich kwetsend uit over de vrouwelijke demonstranten. Hij twitterde: ‘Ik zat naar de Libanese opstand op de tv te kijken, totdat mijn vrouw binnenkwam, toen schakelde ik snel over naar de oorlog in Jemen.’ Dit Twitterbericht impliceerde dat hij ervan genoot naar mooie Libanese vrouwen te kijken. De Libanese zanger Ramy Ayash reageerde via Twitter als volgt: ‘Dit is een onfatsoenlijke grap en dat accepteren we niet. Onze revolutie heeft een veel diepere en nobelere betekenis. We hebben alle revoluties in het mooie Egypte gesteund met respect en ontzag; je bent een man met een zuiver hart en woord, een nastrevenswaardig persoon…’11 Met andere woorden: dit hadden we niet van je verwacht.
De 3 november-demonstratie en daarna
Op 3 november gingen in het hele land vrouwen, zowel seculier als religieus, de straat op om te demonstreren voor vrouwenrechten. Ze scandeerden slogans als ‘Onze revolutie is een feministische revolutie’; ‘Ik ga de val van het confessionele, patriarchale, racistische en kapitalistische regime teweegbrengen’; ‘Vrouwen hebben het recht om de nationaliteit aan hun kinderen door te geven’; ‘Nee tegen geweld tegen vrouwen’; ‘Ik wil mijn kinderen zien’; ‘Dit is een vrouwenrevolutie’; ‘Macht aan de vrouwen’. Kortom, en overeenkomstig feministische theorieën,12 vrouwen eisten gendergelijkheid op vier terreinen: sociaal, economisch, politiek en – bovenal – juridisch.13
Op 19 november slaagden de betogers, onder leiding van overwegend vrouwelijke demonstranten, erin om alle toegangswegen naar het parlement te blokkeren. De wetgevende macht werd dus als het ware lamgelegd door de volksprotesten, wat leidde tot het aftreden van het kabinet. Vrouwen gingen voor de veiligheidstroepen staan en vormden zo een cordon tussen henzelf en de mannelijke demonstranten. De veiligheidstroepen riepen de hulp in van hun vrouwelijke collega’s en dit leidde tot gevechten tussen vrouwelijke demonstranten en vrouwelijke veiligheidsagenten. Moeders wierpen zich vervolgens ook in de strijd om hun kinderen te beschermen, maar de veiligheidstroepen waren in de meerderheid. Na veel getouwtrek zegevierden uiteindelijk toch de vrouwelijke demonstranten.14
Op 21 november, de 37ste dag van de opstand, trokken mensen met een handicap en masse richting Riad el Solh en het Martelarenplein om te demonstreren. De daaropvolgende dag, op 22 november, deed een andere niet eerder vertoonde gebeurtenis zich voor. Voor het eerst in de Libanese geschiedenis waren er tijdens de 76ste viering van de Onafhankelijkheidsdag geen paraderende militairen maar paraderende burgers te zien op het Martelarenplein. Een veertigtal burgerbrigades marcheerde over het plein, waaronder de ‘Brigade van Moeders’ en de ‘Vrouwenrechtenbrigade’.
Op 27 november lieten de moeders opnieuw van zich horen en demonstreerden ze tegen het geweld. Ze riepen op tot nationale eenheid en vreedzame co-existentie. Tegelijkertijd eisten vrouwelijke demonstranten het vertrek van Syrische en Palestijnse vluchtelingen. In reactie hierop volgde een tegendemonstratie die ertoe opriep om de vele staatloze Palestijnen in Libanon staatsburgerschap te verlenen omdat zij, in tegenstelling tot Syrische vluchtelingen, geen land hebben om naar terug te keren.
De protesten van vrouwen gingen door: op 7 december 2019 werd geprotesteerd tegen seksuele discriminatie en op 22 januari 2020 werd de campagne ‘Mijn nationaliteit is mijn waardigheid’ gelanceerd. Met deze campagne werd aandacht gevraagd voor de ongelijke behandeling van Libanese vrouwen die getrouwd zijn met een buitenlandse man. Ook zij zouden het recht moeten hebben, net als Libanese mannen, om hun nationaliteit door te geven aan hun kinderen. Op 29 februari gingen Libanese moeders weer de straat op. Ditmaal kaartten zij de wettelijk verankerde patriarchale voogdijrechten aan en eisten dat de leeftijd van het kind waarop de voogdij na een scheiding op de vader overgaat wordt verhoogd, zodat de moeder langer voor haar kinderen mag zorgen.
Een nieuw kabinet
Na de vereiste parlementaire consultaties op 19 december 2019 stelde president Aoun de vicepresident Externe Betrekkingen van de American University of Beirut (AUB), hoogleraar bouwkunde Hassan Diab, aan als premier van het nieuwe technocratische kabinet. Daarmee werd gehoor gegeven aan de eis van het volk dat er een kabinet van specialisten en technocraten kwam. Ook aan de eis dat een aanzienlijk aantal vrouwen zitting kreeg in de regering werd voldaan. Op 21 januari 2020 presenteerde Diab zijn twintigkoppige kabinet met daarin zes vrouwelijke ministers, waaronder de vicepremier, die tevens minister van Defensie is: een unicum in de Arabische wereld.15
De nieuwe minister van Justitie en de minister van Jeugd en Sport waren bekende vrouwelijke activisten die zich hadden ingezet voor hervormingen, en werden dus gezien als medestanders van de opstand. De overige drie vrouwelijke ministers waren die van Arbeid, Informatie (tevens woordvoerder van het kabinet), en Migratie. Zij waren eveneens openlijke medestanders van de opstand. Het is afwachten of de opstand erin zal slagen om meer politieke successen te behalen, zeker nu de angst voor de verspreiding van het coronavirus de massale demonstraties aan banden heeft gelegd. Daar komt bij dat de opstand, bestaande uit meer dan 107 verschillende groepen, gefragmenteerd is. Deze verscheidenheid belemmert het formuleren van uniforme eisen.
Gender en politieke verandering
Vrouwelijke demonstranten eisten rechtvaardige, niet-discriminatoire wetten die aan iedereen dezelfde rechten en plichten geven, ongeacht religie en gender. Ze vroegen niet om een vriendelijke, ervaren rechter om de tekortkomingen van de wetgevende en uitvoerende macht te repareren – tekortkomingen die hebben geleid tot corruptie en discriminatie van mensen op basis van familieconnecties, religie en sociale klasse. Wat de demonstranten willen is een nieuw politiek en juridisch systeem waarin het patriarchaat en religieuze identiteit plaatsmaken voor nieuwe vormen van participatie en burgerschap binnen de politieke gemeenschap van de Libanese natiestaat. Zal de politieke elite bevordering van gendergelijkheid accepteren? Gramsci stelde dat alles wat sociaal is ook politiek is, en vice versa. Oftewel, mens-zijn betekent ook dat je een politiek wezen bent of kan worden, en het zijn van een politiek wezen betekent dat je de gelegenheid moet krijgen om een waardevolle bijdrage te leveren aan het vormgeven van de samenleving waar je deel van uitmaakt. Het zijn van een politiek wezen gaat immers niet alleen over het hebben van kiesrecht of burgerlijke vrijheden, maar ook over identiteit en belonging, oftewel het deel uitmaken van een (politieke) gemeenschap. Een aanpassing van de Libanese nationaliteitswetgeving is daarom niet alleen nodig om mannen en vrouwen gelijke rechten te geven wat betreft het doorgeven van nationaliteit aan hun kinderen, maar het is ook belangrijk voor een gelijkwaardig burgerschap in bredere zin: ‘ergens bij horen’ en volwaardig deel uitmaken van een gemeenschap.
Uit het Engels vertaald door Esther van Eijk
Verder lezen? Bestel het nummer in onze webshop.