Wat verbindt de hedendaagse Arabische dichtkunst met de pre-islamitische Arabische en de klassiek-Arabische poëzie van na de komst van de islam? Kees Nijland schetst de ontwikkeling van de Arabische poëzie in deze drie perioden.
Gepubliceerd in 2014/1 Klassiek-Arabische poëzie.
De taal waarin de poëzie uit de pre-islamitische periode is overgeleverd, is overal dezelfde, zo schrijft J.-M. Abdel-Jalil in zijn Brève histoire de la littérature arabe.[1] Ondanks alle dialectverschillen tussen de stammen en regio’s van het Arabische gebied was er een gemeenschappelijke literaire taal. Het lijkt erop dat de taal in de pre-islamitische periode reeds was vastgelegd en goed bekend was en dat ook de kaders van deze poëzie van oudsher vast stonden. Tot deze kaders rekent hij de regels voor het metrum, het rijm, de deling van de versregel in twee helften en het verboden enjambement. Deze regels werden volgens de overlevering door de filoloog al-Halil in de achtste eeuw beschreven. Abdel-Jalil beperkt zich tot het voorschrift dat een versregel uit twee halve regels moet bestaan die niet met elkaar hoeven te rijmen. Beide halve regels moeten één gedachte verwoorden en onafhankelijk van de omringende halve regels gelezen kunnen worden. Overigens mag een idee in de volgende regels verder worden uitgewerkt mits deze volgende regels weer uit onafhankelijk zinnen bestaan en er geen enjambement wordt gebruikt.
Met de komst van de islam lijkt de waardering voor de dichter te veranderen. Voor loftuitingen op de wijn en de liefde is geen plaats meer, en de profeet verweert zich heftig tegen de bewering dat hij een dichter zou zijn. Maar er waren dichters in de omgeving van de profeet, van wie Hassan Ibn Thabit de bekendste is. De dichter Ka’ab Ibn Zuhair, die voor zijn leven vreesde, knielde voor de profeet bij zijn komst naar Mekka en vroeg de profeet hem in genade aan te nemen. De profeet schonk hem zijn mantel als teken van zijn bescherming en Ka’ab antwoordde met het ‘gedicht van de mantel’ (‘Al-Burda’ in het Arabisch). De tijd van de Umayyaden-dynastie (661-750), die in Damascus was gevestigd, bracht verdere veranderingen in de dichtkunst. De dichters waren geen woestijnbewoners meer, maar stedelingen en dat had gevolgen voor de nasib.
Verder lezen? Dit nummer is helaas uitverkocht, maar u kan het nummer binnenkort digitaal aankopen via de webshop.
Noten
[1] J.-M. Abd-el-Jalil, Brève histoire de la littérature arabe. Parijs, 1947, pag. 22.W.
[2] Wright, A Grammar of the Arabic Language, herzien door W. Robertson Smith en M.J. de Goeje. Cambridge, 1951.
[3] W. F. G. J. Stoetzer, Theory and Practice in Arabic Metrics. Leiden, 1989.
[4] Geert Jan van Gelder, Een Arabische tuin. Klassieke Arabische poëzie. Amsterdam, Leuven, 2000.
[5] Zie Stoetzer,Theory and Practice, pag. 110.
[6] The Encyclopedia of Arabic Literature, Julie Scott Meisami en Paul Starkey (red.). Londen en New York, 1998, speciaal pag. 619, kolom 2 tot pag. 620 kolom 1, onder het kopje: Rhyme.
[7] Van Gelder, Een Arabische tuin, pag. 87.
[8] Van Gelder, Een Arabische tuin, pag. 94.
[9] Gert Borg, Mit Poesie vertreibe ich den Kummer meines Herzens. Eine Studie zur altarabischen Trauerklage der Frau. Istanbul, 1997.
[10] Van Gelder, Een Arabische tuin, pag. 132-34.
[11] Enkele verzen van dit gedicht zijn vertaald in Hamilton A.R. Gibb en Jacob Landau, Arabische Literaturgeschichte. Zürich en Stuttgart, 1968, pag. 43.
[12] Van Gelder, Een Arabische tuin, pag. 122.
[13] Encyclopedia of Arabic Literature, pag. 631.
[14] Salma Khadra Jayussi, Trends and Movements in Arabic Poetry II. Leiden, 1972, pag. 475-516.
[15] Mikhail Nu’ayma, al-Ghirbal. Beiroet, 1923, met name het artikel Naqiq al-dafadi’ (Het gekwaak van de kikkers), pag. 90-106.
[16] Mikhail Nu’ayma, Hams al-Jufun. Beiroet, 1943 (?), pag. 14-15.
[17] Zie ook: Adonis, An Introduction to Arab Poetics, vertaald door Catherine Cobham. Londen, 1990.
[18] Mahmud Darwish, Limādhā tarakta al-hisāna wahīdan, speciale uitgave van de Palestijnse Autoriteit. Jeruzalem, Gaza, 1995, pag. 103-105, en op pag. 115-118 volgt de Qāfiyatun min ajali ‘l-mu’allaqāt (een gedicht rijmend op ‘qa’ voor de Mu’allaqaat).
[19] Mahmud Darwish, Sarīru ‘l-gharība (het bed van de vreemde vrouw). Beiroet, 1999, pag. 116-120.
[20] Website Poetry International.
[21] Amal Dunqul, al-’Amāl al-Kāmila (de complete werken). Caïro, z.j. pag. 262-267 en pag. 147-151.
[22] Mohamed al-Harthi, ‘Awdatun lil-kitābati bi qalamin rasāsin (terugkeer naar het schrijven met potlood). Beiroet, 2013, pag. 35-36 en pag. 37-38.