Precies 75 jaar geleden overleed Christiaan Snouck Hurgronje. Er is al veel over hem gepubliceerd, maar een goede biografie van hem bestaat niet. En wie over hem schrijft lijkt te worden bevangen door de polemische toon waar Snouck Hurgronje zelf zo bekend om was. In deel negen van onze serie over de geschiedenis van de Nederlandstalige oriëntalistiek daarom een uitgebreid portret van Nederlands bekendste en ook meest controversiële islamoloog. De ‘Meester’ introduceerde in zijn eentje de koloniale islamwetenschap in de academische wereld. Het geloof in een rechtvaardige koloniale samenleving maakte hem uiteindelijk tot een tragisch mens.
Gepubliceerd in 2010/3 Arabische Lente
De allereerste bemoeienis van Nederland met Indonesië dateert uit het laatste decennium van de zestiende eeuw, iets later dan het begin van de academische studie van de oosterse talen.[1] Anders dan verwacht hielden de oriëntalisten aan de universiteiten zich nauwelijks bezig met de talen, culturen en religies van de islamitische gebieden in ‘Oost-Indië’. ‘Oosters’ betekende in de academische praktijk vooral ‘Middenoosters’. Als voorbeeld noemt de historicus Cees Fasseur in zijn boek De indologen de introductie van Indische bankbiljetten in 1814. Er moest een Maleis opschrift op, maar geen enkele academicus in Nederland kon voor de vertaling zorgen.[2] De kennis die tot Nederland doordrong was afkomstig van zeelieden, dominees en in een enkel geval een wetenschapper die niet aan een universiteit verbonden was. De Duitse bioloog Georg Eberhard Rumpf (Rumphius, 1627-1702) trad in dienst van de Verenigde Oostindische Compagnie en deed uitgebreid onderzoek naar de planten, vissen en schaaldieren van Ambon. De Dordtse dominee François Valentijn (1666-1727), die twee keer in Indië verbleef, publiceerde in 1724-1726 zijn magnifieke Oud en Nieuw Oost-Indiën, tot in de negentiende eeuw de belangrijkste informatiebron over de regio.
Oriëntalist
De man die in zijn eentje de koloniale islamwetenschap in de academische wereld introduceerde was Christiaan Snouck Hurgronje, Nederlands bekendste en ook meest controversiële islamoloog, kortom de ‘Meester’. Behalve islamoloog kan men hem ook moeiteloos oriëntalist noemen in de politiek geladen betekenis die Edward Said er aan gaf, een geleerde die zijn kennis bij uitstek gebruikte voor koloniale politieke doeleinden. Wie hem echter wil kenschetsen als een geleerde die zijn talenten in dienst stelde van het Nederlandse kolonialisme doet hem beslist tekort. Hij wilde zélf het koloniale beleid vormgeven en aansturen, maar faalde daarin uiteindelijk. Hoewel de geschiedenis niet gunstig over hem oordeelt wordt zijn naam in Leiden nog steeds met enige eerbied uitgesproken. Waarschijnlijk zit de angst voor zijn bijtende sarcasme nog diep. Er is al veel over hem gepubliceerd, maar een goede biografie van hem bestaat niet. En wie over hem schrijft lijkt te worden bevangen door de polemische toon waar Snouck Hurgronje zelf zo bekend om was.
Het contrast met zijn leermeester, de vaderlijke en geduldige tekstgeleerde Michael Jan de Goeje, kon nauwelijks groter zijn. Wat ze in ieder geval gemeen hadden was hun afkomst als domineeszoon, maar zelfs in dat opzicht was er meer dat hen scheidde dan verbond. De Goeje kwam uit een arme, maar respectabele familie, terwijl het familieverleden van Snouck Hurgronje naar de normen van zijn tijd niet eens respectabel was. De Tholense dominee Jacob Julianus Snouck Hurgronje – gehuwd, zes kinderen – begon in 1848 een buitenechtelijke verhouding met de dochter van een collega, Anna Maria de Visser. Wegens deze ‘ongelukkige en misdadige hartstocht’ werd hij uit zijn ambt gezet, waarna hij met zijn vriendin langs verschillende omwegen naar Oosterhout (Noord-Brabant) vertrok. Christiaan,het vierde kind uit deze relatie, werd in Oosterhout geboren op 8 februari 1857, toevalligerwijs ook de dies natalis van de Leidse universiteit. Hij zou een buitenechtelijk kind geweest zijn als de eerste vrouw van zijn vader niet vroegtijdig overleden
was, zodat zijn ouders op 31 januari 1855 alsnog konden trouwen.[8]
Cbehoorlijk bestudeerd kon worden. Binnen een jaar zat Snouck Hurgronje zelf op het Arabisch schiereiland. Hoe kreeg de armlastige docent dat voor elkaar?
Verder lezen? Dit nummer is helaas uitverkocht, maar u kan het nummer binnenkort digitaal aankopen via de webshop.
Noten
[1] Met dank aan Willem van der Molen, Marie-Odette Scalliet,Matthijs Snouck Hurgronje en Hans van de Velde, die deze bijdrage van hun kritisch commentaar voorzagen.
[2] C. Fasseur, De indologen. Ambtenaren
voor de Oost, 1825-1950, Amsterdam, 1993, p. 19.
[3] G. Heemskerk/j. de Moor /M. Salverda/P. van der Velde (red.), ‘Uit menschlievendheid zoude ik barbaar kunnen worden’. Reizen in Azië van JG. Haajner [. .. ] en P.P. Roorda van Eysinga tussen 1770 en 1830, Amsterdam, 1992, p. 134-155, 16o-161.
[4] Fasseur, De indologen, p. 1o6.
[5] P.J. Veth, Oratio de religionis Islamiticae eiusque historiae studio a theologis Christian is minime negligendo, Amsterdam, 1843. Over Veth zie P. van der Velde, A lifelongpassion. P.] Veth (18I4-1895) and the Dutch East Indies, Leiden, 2006.
[6] Van der Velde, A lifelong passion, p. 112.
[7] P.A. v.d. Lith, ‘Levensbericht van Pieter Johannes Veth’, ]aarboek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde (1896), p. 287.
[8] P.S. van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje zoals hij was (2),’ in: Snouck Hurgronje en de Islam. Acht artikelen over leven en
werk van een oriëntalist uit het koloniale tijdperk, Leiden, [1987], pag. 93-95, oorspr. in De Gids (1981).
[9] J. de Bruijn/G. Harinck (red.), Een Leidse vriendschap. De briefwisseling tussen Herman Bavinck en Christiaan Snouck Hurgronje, 1875-1921, Baarn, 1999, p. 58, 61, 65.
[10] C. Snouck Hurgronje, ‘Ignaz Goldziher’, in: Verspreide geschriften van C. Snouck Hurgronje, 6 dl. in 7, Bonn etc., 1923-1927 (hierna: Verspreide geschriften), dl. 6, pag. 453-463, oorspr. in De Gids (1921).
[11] M.J. de Goeje aan C. Snouck Hurgronje, 27 aug. 1881, MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 8952 A, map 360/3.
[12] De Bruijn et al, Een Leidse vriendschap, pag. 93-94. Veth’s boek Java is P.J. Veth, Java: geographisch, ethnologisch, historisch, 4 dl., Haarlem, 1875-1884; zie ook Van der Velde, A lifelong passion, pag. 228.
[13] C. Snouck Hurgronje, ‘Een en ander over het inlandsche onderwijs in de Padangsche Bovenlanden’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/1, pag. 27-52, oorspr. in Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië (1883).
[14] C. Snouck Hurgronje, Verspreide geschriften, dl. 4/1, pag. 1-26, oorspr. in: Wetenschappelijke voordrachten gehouden te Amsterdam in 1883, ter gelegenheid der Koloniale Tentoonstelling, Leiden, 1883.
[15] Ibid., pag. 25-26.
[16] C. Snouck Hurgronje, ‘Mr. L.W.C. van den Berg’s beoefening van het Mohammedaansche recht’, in: Verspreide geschriften, dl. 2, pag. 59-221, oorspr. in Indische Gids (1884).
[17] Ibid., pag. 99. Voor meer verwijzingen naar Amin al-Madani zie Verspreide geschriften, dl. 6, index, zie onder ‘Amien’.
[18] C. Snouck Hurgronje, Verspreide geschriften, dl. 6, pag. 243-290, oorspr. Leiden, 1883.
[19] P.S. van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje zoals hij was. Een bijdrage tot de waardering van de Nederlandse orientalistiek’, in: Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 58-62, oorspr. in De Gids (1980).
[20] C. Snouck Hurgronje, ‘De laatste vermaning van Mohammed aan zijne gemeente…’, in: Verspreide geschriften, dl. 1, pag. 144, oorspr. in Indische Gids (1884).
[21] M.J. de Goeje aan C. Snouck Hurgronje, 12 december 1884, MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 8952 A map 360/6.
[22] C. Snouck Hurgronje aan I. Goldziher, 16 januari 1885, in: P.S. van Koningsveld (red.), The letters of C. Snouck Hurgronje to I. Goldziher, Leiden, 1985, pag. 43-44; P.S. van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje’s “Izhaar oel-Islaam”. Een veronachtzaamd aspect van de koloniale geschiedenis’, in: Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 152 e.v., oorspr. in Tirade (1985).
[23] MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 7112, pag. 43-44; een facsimile van de dagboekpassage in A. Vrolijk/H. van de Velde, Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936), Orientalist. Catalogue of an exhibition on the sesquicentenary of his birth, 8 February 2007. With an introduction by Jan Just Witkam, Leiden, 2007, pag. 45-46; J.J. Witkam, ‘Inleiding’ in: C. Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw. Schetsen uit het dagelijks leven. Vertaald en ingeleid door Jan Just Witkam (hierna: Witkam, Inleiding Mekka), Amsterdam etc., 2007, pag. 67-71.
[24] Witkam, Inleiding Mekka, pag. 97 e.v.
[25] C. Snouck Hurgronje, ‘Aus Arabien’, in: Verspreide geschriften, dl. 3, pag. 1-13, oorspr. in Münchener allgemeine Zeitung (16 nov. 1885); Witkam, Inleiding Mekka, pag. 44 e.v., 125 e.v.
[26] Al-Sindjâri (gest. 1684), Manâ’ih al-karam bi-akhbâr Makka wa ‘l-Haram. MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 7019 is een kopie van een handschrift uit het bezit van Ahmad ibn Zayni Dahlân; de tweede kroniek is van de hand van Ahmad ibn Zayni Dahlân zelf, Khulâsat al-kalâm fi bayân umarâ’ al-balad al-harâm, MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 6977. Over Dahlan zie C. Snouck Hurgronje, ‘Een rector der Mekkaansche universiteit (met aanhangsel)’, in: Verspreide geschriften, dl. 3, pag. 65-122, oorspr. in Bijdragen tot de taal-, land en volkenkunde van Nederlandsch Indië (1887).
[27] C. Snouck Hurgronje, Mekka. Mit Bilder-Atlas, Haag, 1888-1889, dl. 2, pag. 326 n. 2.
[28] Ibid., dl. 2, pag. 116-117.
[29] Over de foto’s van Snouck Hurgronje zie D. Oostdam, West-Arabian encounters. Fifty years of Dutch-Arabian relations in images (1885-1935). With contributions by Jan Just Witkam, Leiden, 2004; C.W. Sui, ‘Die Pilgerfahrt zu den heiligen Stätten des Islam und die frühe Photographie’, in: A. Wieczorek/C.W. Sui (red.), Ins heilige Land. Pilgerstätten von Jerusalem bis Mekka und Medina, Mannheim etc., 2006, pag. 40-63; D. v.d. Wal, Christiaan Snouck Hurgronje. The first Western photographer in Mecca, 1884-1885, Amsterdam, 2010 (Rijksmuseum Studies in Photography, 9). Voor de becommentarieerde correspondentie tussen Snouck Hurgronje en P.N. van der Chijs over de fotografie zie Witkam, Inleiding Mekka, passim.
[30] P.S. van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje alias Abdoel-Ghaffaar. Enige historisch-kritische kanttekeningen’, in: Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 111-116, oorspr. Leiden, 1982.; M. Laffan, ‘Raden Aboe Bakar. An introductory note concerning Snouck Hurgronje’s informant in Jeddah (1884-1912)’, Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde 155/4 (1999), pag. 517-542; idem, ‘Writing from the colonial margin. The letters of Aboe Bakar Djajadiningrat to Christiaan Snouck Hurgronje, Indonesia and the Malay World 31 (2003), pag. 356-380.
[31] C. Snouck Hurgronje, Mekka in the latter part of the 19th century […], transl. J.H. Monahan, Leiden etc., 1931, herdr. Leiden, 1970 en 2007.
[32] C. Snouck Hurgronje, Mekka in de tweede helft van de negentiende eeuw. Schetsen uit het dagelijks leven. Vertaald en ingeleid door Jan Just Witkam, Amsterdam etc., 2007 (Klassieke reizen, no. 8).
[33] C. Snouck Hurgronje, ‘De Hadji-politiek der Indische regeering’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/2, pag. 198, oorspr. in Onze Eeuw (1909).
[34] C. Snouck Hurgronje, ‘Mekkanische Sprichwörter und Redensarten’, in: Verspreide geschriften, dl. 5, pag. 1-112, oorspr. in Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië (1886).
[35] C. von Landberg, Critica arabica, dl. 1, Leiden, 1887; C. Snouck Hurgronje, Dr. C. Landberg’s “Studien” geprüft, Leiden, 1887.
[36] C. Snouck Hurgronje, ‘De Islam’, in: Verspreide geschriften, dl. 1, pag. 183-294, oorspr. in De Gids (1886).
[37] Ibid., pag. 206.
[38] Ibid., pag. 240-261; I. Goldziher, Muhammedanische Studien, Halle, 1888-1890, dl. 2. pag. 1-274.
[39] “Un ancien juge mixte” [i.e. Pieter van Bemmelen], l’Egypte et l’Europe, 2 dl., Leiden, 1882-1884.
[40] Snouck Hurgronje, ‘De Islam’, pag. 284-294.
[41] Voor alle benoemingen van Snouck Hurgronje aan de Leidse universiteit zie C.A. Siegenbeek van Heukelom-Lamme et al., Album scholasticum Academiae Lugduno-Batavae, MDLXXV-MCMXL, Leiden, 1941, pag. 145.
[42] C. Snouck Hurgronje aan I. Goldziher, 18 juli 1887, in: Van Koningsveld, The letters of C. Snouck Hurgronje to I. Goldziher, pag. 90-91, 94.
[43] C. Snouck Hurgronje aan Minister van Koloniën, ’s-Gravenhage, 2 juli 1888, MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 8952 B 54 (kopie; origineel in Nationaal Archief?).
[44] C. Snouck Hurgronje aan I. Goldziher, 30 juni 1890, in: Van Koningsveld, The letters of C. Snouck Hugronje to I. Goldziher,, pag. 126.
[45] W. van der Molen (persoonlijke mededeling).
[46] Fasseur, De Indologen, pag. 231.
[46] Van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje’s “Izhaar oel-Islaam”, in: Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 158-171.
[48] N. Kaptein, ‘Sayyid `Uthmân. De adviseur’, in: R. Hoefte/P. Meel/H. Renders (red.), Tropenlevens. De (post)koloniale biografie, Leiden etc., 2008, pag. 195-215; ‘Arabophobia and Tarekat. How Sayyid `Uthman became advisor to the Netherlands colonial administration’, in: A.I. Abushouk/ H.A. Ibrahim (red.), The Hadhrami diaspora in Southeast Asia. Identity maintenance or assimilation?, Leiden etc., 2009, pag. 33-44.
[49] P.S. van Koningsveld, ‘Raden Joesoef in Bandung verbreekt het stilzwijgen rondom de islamitische huwelijken van zijn vader, Christiaan Snouck Hurgronje’, in: Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 131-141, oorspr. in Trouw en Kompas (1983); idem, ‘Snouck Hurgronje’s “Izhaar oel-Islaam”, pag. 171-184.
[50] C. Snouck Hurgronje, ‘Brieven van een Wedono-Pensioen’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/1, pag. 111-248, oorspr. in De Locomotief (1891-1892).
[51] C. Snouck Hurgronje, ‘Het Atjèh-verslag’, in: Ambtelijke adviezen van C. Snouck Hurgronje 1889-1936, red. E. Gobée/C. Adriaanse, ’s-Gravenhage, 1957-1965 (hierna: Ambtelijke adviezen), dl. 1, pag. 47-114.
[52] C. Snouck Hurgronje, De Atjèhers, Batavia etc., 1893-1895, dl. 1, pag. 175, 196.
[53] Ambtelijke adviezen, dl. 1, pag. 96-97; A.A. Trouwborst, De Atjehers van Snouck Hurgronje, [Arnhem], 1993, pag. 9-10.
[54] J.W. Naarding, Het conflict Snouck Hurgronje-Van Heutsz-Van Daalen. Een onderzoek naar de verantwoordelijkheid, proefschrift Utrecht, 1938, pag. 11; P. van ’t Veer, De Atjeh-oorlog, Amsterdam, 1969, pag. 186-198.
[55] C. Snouck Hurgronje, ‘Atjeh’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/2, pag. 133, oorspr. in Nieuwe Courant (1908).
[56] Naarding, Het conflict, pag. 36-42.
[57] Zie hfdst. III-(4) ‘Gouverneur Van Heutsz en Dr Snouck Hurgronje’ in: Ambtelijke adviezen, dl. 1, pag. 215-355; Van ’t Veer, De Atjeh-oorlog, pag. 246-251.
[58] Van Koningsveld, ‘Raden Joesoef’, pag. 137-138; idem, ‘Snouck Hurgronje’s “Izhaar oel-islaam”’, pag. 186.
[59] C. Snouck Hurgronje, Arabië en Oost-Indië. Rede bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt aan de Rijks-Universiteit te Leiden, den 23sten Januari 1907, Leiden, 1907, pag. 5.
[60] Ibid., pag. 25.
[61] Ambtelijke adviezen, dl. 1, pag. xix.
[62] J.H. Kramers, ‘Een herinnering aan Prof. Dr. Snouck Hurgronje’, in: K v.d. Maaten, Snouck Hurgronje en de Atjeh oorlog, Leiden, 1948, dl. 2, pag. 185.
[63] C.E.G. ten Houte de Lange, Familiefonds Hurgronje 1767-1992, Middelburg, 1992, pag. 328-329.
[64] MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 18.097 S 65. Zie Vrolijk/Van de Velde, Christiaan Snouck Hurgronje, pag. 98-99; C. Snouck Hurgronje, ‘Een Arabisch minnelied met luitbegeleiding’, in: [P. Cronheim] (red.), Willem Mengelberg: gedenkboek 1895-1920, ’s-Gravenhage, 1920, pag. 141-143.
[65] C.E.S. Gavin, ‘The earliest voices from the East: phono-archaeological explorations and tomorrow’s museums, Museum. Quarterly review published by Unesco 158 (1988), pag. 67-80.
[66] A.H. van Oostrum, ‘Songs in the Hejaz. The musical heritage of Christiaan Snouck Hurgronje’, in: G. van den Berg/J. Bor/T. Krispijn/A.H. van Oostrum, Report of the Congress ‘Music in the Middle East. Reminiscences of a far distant past’, Leiden etc., forthc.
[67] C. Snouck Hurgronje, ‘Over Panislamisme. Voordracht gehouden te Haarlem op 21 December 1910’, in: Verspreide geschriften, dl. 1, pag. 372, oorspr. in Archives du Musée Teyler (1912).
[68] Ambtelijke adviezen, dl. 1, pag. 468-470.
[69] C. Snouck Hurgronje, Nederland en de Islâm. Vier voordrachten gehouden in de Nederlandsche Bestuursacademie, Leiden, 1911, hfdst. 4, pag. 78-101.
[70] Voor de rol van de inheemse aristocratie en de veranderende houding ten opzichte van het koloniaal gezag zie H. Sutherland, The making of a bureaucratic elite. The colonial transformation of the Javanese Priyayi, Canberra, 1979.
[71] H.J. Benda, ‘Christiaan Snouck Hurgronje and the foundations of Dutch Islamic policy in Indonesia’, Journal of Modern History 30 (1958), pag. 338-347.
[72] Ambtelijke adviezen, dl. 1, pag. 467.
[73] Ibid., pag. 474-475; zie ook het interview met Snouck Hurgronje in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, jrg. 15 No. 202 (5 september 1910), pag. 1.
[74] Fasseur, De Indologen, pag. 361-411.
[75] Ibid., pag. 412-434; H. Jamin/M. Huisman, Kennis als opdracht. De Universiteit Utrecht, 1636-2001, Utrecht, 2001, pag. 172-173.
[76] C. Fasseur, ‘Pleijte, Thomas Sebastiaan (1864-1926)’, in: Biografisch woordenboek van Nederland, Den Haag, 1979-2008, dl. 1, pag. 458-459.
[77] Ongepubliceerde brief van Pleyte aan Snouck Hurgronje, 6 augustus 1915. MS Leiden, Universiteitsbibliotheek, Or. 18.097 S 37.12 (95). Met dank aan Ernst-Jan Munnik, die ons op deze brief wees.
[78] Inleiding E. Gobée in: Ambtelijke adviezen, dl. 1, pag. xvi.
[79] V.d. Maaten, Snouck Hurgronje en de Atjeh oorlog, dl. 1, pag. 56.
[80] S.L. v.d. Wal, Het onderwijsbeleid in Nederlands-Indië 1900-1940. Een bronnenpublikatie, Groningen, 1963, pag. 654 n. 2, 660.
[81] C. Snouck Hurgronje, ‘De bestuurswerkkring van Nederlandsch-Indië voorheen en thans’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/2, pag. 401, oorspr. in Indologenblad (1914).
[82] C. Snouck Hurgronje, ‘De Sarikat Islam in het credit van koloniaal bestuur’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/2, pag. 407-410, oorspr. in Indologenblad (1916).
[83] C. Snouck Hurgronje, ‘Vergeten jubilé’s’, in: Verspreide geschriften, dl. 4/2, pag. 415-436, i.h.b. pag. 434, oorspr. in De Gids (1923).
[84] F. Staal, ‘Moeder vindt beter dat ik geen Sanskriet doe. Drie oriëntalisten’, in: Erflaters van de twintigste eeuw, Amsterdam, 1991, pag. 112-124, i.h.b. pag. 119.
[85] V.d. Maaten, Snouck Hurgronje en de Atjeh Oorlog, dl. 1, pag. 57; voor de tekst van de circulaire van A.J. Wensinck en de oprichtingsakte zie dl. 2, pag. 173-175.
[86] Het werk is ook raadpleegbaar via de website van het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, zie http://www.inghist.nl/retroboeken/snouck/.
[87] R.P. van Calcar, De Meester. Herinnering aan Prof. Dr. C. Snouck Hurgronje (1857-1936), Amsterdam, [1936], pag. 37. Nadruk van artikelen verschenen in De Telegraaf.
[88] Th.H. Lunsingh Scheurleer/C. Willemijn Fock/A.J. van Dissel, Het Rapenburg. Geschiedenis van een Leidse gracht. Deel VIa: Het Rijck van Pallas, Leiden, 1992, pag. 154, 197-201.
[89] Voor een beknopt overzicht van de collectie Snouck Hurgronje zie J.J. Witkam, Honderd jaar Mekka in Leiden, 1885-1985, Leiden, 1985, pag. 7-9.
[90] 51 Objecten staan beschreven in ‘Ethnographisches aus Mekka’, in: Verspreide geschriften, dl. 3, pag. 123-135, oorspr. in Internationales Archiv für Ethnographie (1888).
[91] Geciteerd in V.d. Maaten, Snouck Hurgronje en de Atjeh oorlog, dl. 2, pag. 178-179.
[92] J.H. Kramers, ‘Een herinnering aan Prof. Dr. Snouck Hurgronje’, in V.d. Maaten, Snouck Hurgronje en de Atjeh oorlog, dl. 2, pag. 185.
[93] A.J.P. Moereels, Chr. Snouck Hurgronje (8-2-1857 – 26-6-1936), Rijswijk, 1938, pag. 44.
[94] A.J. Wensinck, ‘C. Snouck Hurgronje † (8 Februari 1857–26 Juni 1936)’, De Gids 100/3 ( 1936), pag. 124.
[95] G. Pijper, ‘Professor Dr. Pangeran Ario Hoesein Djajadiningrat. 8 december 1886-12 november 1960’, Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 117/4 (1961), pag. 401-409.
[96] H.J. Benda, ‘Christiaan Snouck Hurgronje and the foundations of Dutch Islamic policy in Indonesia’, Journal of Modern History 30 (1958), pag. 338-347, i.h.b. pag. 347.
[97] W.F. Wertheim, ‘Counter-insurgency research at the turn of the century. Snouck Hurgronje and the Acheh War’, Sociologische Gids 19 (1972), pag. 320-328.
[98] Nieuwsbrief Universiteit Leiden, 13 februari 2007, www.leidenuniv.nl/nieuwsarchief2/1428.html, bezocht op 1 juli 2010.
[99] Voor de tentoonstellingscatalogi zie Witkam, Honderd jaar Mekka in Leiden 1885-1985; Vrolijk/Van de Velde, Christiaan Snouck Hurgronje.
[100] Van Koningsveld, ‘Snouck Hurgronje zoals hij was (2)’, in: Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 95-99.
[101] J.J. Witkam, Inleiding Mekka, pag. 69-70, 99, 168.
[102] C. Snouck Hurgronje, ‘Michael Jan de Goeje’, Jaarboek van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (1909), pag. 115-116. [1] Voor heel verschillende overzichten van de polemiek zie P.S. van Koningsvelds inleiding bij Snouck Hurgronje en de Islam, pag. 9-