Wat weten we eigenlijk over het islamitische paradijs? Wacht er inderdaad de beloning van 72 maagden voor de jonge shahid? Of berust dit op een eeuwenlang misverstand?
Gepubliceerd in 2007/2 Liefde en seksualiteit
In zijn boek Een goede dag om te sterven beschrijft de Iraanse journalist David Danish hoe de nog zeer jonge Basiji’s, de zelfmoordmilities in de Iran-Irak oorlog, een sleutel van het paradijs meekregen op de dag van de strijd. Als ze sneuvelden konden ze zo gelijk door de paradijspoort naar binnen. Deze passage haakt in op een van de bekendste mythen over het islamitische paradijs. Als beloning voor het martelaarschap krijgt de shahid, de martelaar, 72 beeldschone maagden in een paradijs, waar hij zonder laatste oordeel direct naar binnen mag.
Maar neemt iedereen die verhalen over het paradijs ook even serieus? De korangeleerde Nasr Abu Zayd, die in 1996 uit Egypte moest vluchten vanwege zijn wetenschappelijke benadering van de koran, relativeert de boodschappen van de Palestijnse shahids. ‘Niemand zegt in zo’n situatie wat hij werkelijk denkt of voelt.
Verder lezen? Dit nummer is helaas uitverkocht, maar u kan het nummer binnenkort digitaal aankopen via de webshop.
Enkele belangrijke soera’s over het paradijs
— Soera 56: 12-22 — ‘…In de Gaarden van het geneucht. Een menigte… op rijk bestikte rustbedden daarop geleund tegenover elkander liggend. Onder hen gaan rond eeuwig levende knapen met kommen en kannen en bekers gevuld met brondrank waarvan hun hoofden niet zwaar worden en waarvan zij geen roes krijgen. En ooft waarvan zij het beste kunnen kiezen en vlees en gevogelte wat zij maar lusten en wit- en grootogige gezelinnen…’
— Soera 76: 13-21 — ‘De vromen zullen drinken uit bekers waarin gemengd is van Kafur een bron waaruit drinken de dienaren Gods die vrijelijk haar laten stromen….En hij vergeldt hen de dulding die zij betoond hebben met een Gaarde en met zijde. Geleund daarin op rustbanken zonder dat zij daar zonnehitte noch winterkoude ondervinden. En haar beschaduwing is hen nabij terwijl laag haar vruchtentrossen neder hangen. En onder hen wordt rondgegaan met vaatwerk van zilver en kommen die zijn kristalglazen. Kristalglazen van zilver die zij toemeten. En daarin worden zij gelest met bekers waarin gemengd is van Zangabil. Een bron daarin die genaamd wordt Salsabil. En onder hen gaan rond eeuwig-levende knapen, wanneer gij hen zaagt zoudt gij menen dat zij rondgespreide parelen zijn. En wanneer gij daar kon rondzien zoudt gij geneucht zien en grote heerlijkheid. Hen bedekken groen zijden klederen en brokaat en zij zijn gesierd met armringen van zilver en hun Heer lest hen met loutere drank.’
Voor de korancitaten is de vertaling van prof J.H. Kramers e.a. gebruikt.