Een wijdverbreide overtuiging is dat iedere martelaar meteen na zijn dood naar het paradijs gaat, waar tweeënzeventig huri’s hem opwachten in fraaie paviljoens. Jonge martelaren verheugen zich hier waarschijnlijk
het meest op. Chic gekleed liggen deze maagden op stapels matrassen, hun beenmerg is zichtbaar onder hun vlees. Volgens sommige teksten lonken zij al op het slagveld naar de strijders.
Gepubliceerd in 2005/2 Women’s Rights Now
Het is echter niet uitgesloten dat de strijders na hun dood van een koude kermis thuiskomen. De koran blijft vaag over het hoe en wanneer van hun beloning. Er wordt gesproken van een geweldig loon, van barmhartigheid, vergeving en paradijs, zij zullen ’tot God verzameld worden,” maar dat alles zal ook andere gelovigen ten deel vallen. Het bijzondere is dat de martelaren niet dood zijn. ‘Denk van degenen die voor de zaak Gods gedood zijn, niet dat zij dood zijn, nee, zij zijn levend bij hun Heer en in hun levensonderhoud wordt voorzien.” De koranuitleg en de tradities van de profeet (hadith) die door moslims algemeen als correct aanvaard worden, zijn niet eenstemmig. De gedachte dat martelaren na hun dood regelrecht naar het paradijs gaan is zeker oud, zoals blijkt uit een passage uit de biografie van de profeet, geschreven door Ibn
Ishaq (704-767). Als de moslims het goudbrokaten gewaad van een overwonnen koninkje 93 bewonderen, zegt de profeet: ‘Vinden jullie dat zo mooi? Bij Hem, in wiens hand mijn leven is, de servetten van Sa’d ibn Mu’adh in het paradijs zijn veel mooier!’ Sa’d was een martelaar, want hij was kort tevoren aan een oorlogsverwonding gestorven. Van huri’s is in deze tekst geen sprake, Sa’dwordt voorgesteld als iemand die op dat ogenblik van een feestmaal geniet.
Verder lezen? Bestel het nummer in onze webshop.